Ads Top

AFM-onderzoek: keuzevrijheid bij pensioen gaat niet vanzelf goed

Keuzevrijheid bij pensioenen gaat niet vanzelf goed. Deelnemers maken niet altijd juiste keuzes en variabele pensioenproducten brengen nieuwe risico’s met zich mee. Niet alle pensioenuitvoerders van premieregelingen gaan hier goed mee om. Dit blijkt uit onderzoek van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) naar de invulling van de Wet verbeterde premieregeling (Wvp), die een variabele pensioenuitkering mogelijk maakt. Het aantal pensioendeelnemers dat hier gebruik van maakt is momenteel klein, maar groeit snel.

De discussie over de herziening van het pensioenstelsel gaat voor een belangrijk deel over meer persoonlijke keuzevrijheid en maatwerk. Daarmee worden ook passende producten, goede keuzebegeleiding en informatievoorziening belangrijker. De Wvp is in 2016 ingevoerd en kent veel elementen die terugkomen in de stelseldiscussie.

‘Het aantal mensen dat kiest voor een variabele pensioenuitkering stijgt snel. Met dit vroegtijdig onderzoek voorkomen we dat ontwerpfouten meegroeien en dat er over enkele jaren een veel groter probleem ligt,’ aldus Merel van Vroonhoven, bestuursvoorzitter van de AFM. ‘Deze inzichten zijn ook belangrijk voor de discussie over een nieuw pensioenstelsel. Keuzevrijheid staat daarin terecht centraal, maar we weten ook dat dit zonder goede begeleiding niet zomaar goed gaat. De sector heeft hierin een verantwoordelijkheid te nemen.’

Meer keuzevrijheid past bij een veranderende arbeidsmarkt en toenemende individualisering. Hierdoor kan invulling van het pensioen beter worden afgestemd op de individuele situatie, voorkeuren en kenmerken van de deelnemer. De uitvoering moet wel zorgvuldig gebeuren. Uit een eerder onderzoek van de AFM bleek bijvoorbeeld dat deelnemers met keuzevrijheid voor een tijdelijke premiestop niet vanzelfsprekend verstandige beslissingen nemen. Goede productontwikkeling en keuzebegeleiding zijn daarmee erg belangrijk.

Uit het onderzoek blijkt dat de 22 onderzochte pensioenfondsen de keuzebegeleiding van deelnemers voorafgaand aan pensionering moeten verbeteren. Informatie moet duidelijk en evenwichtig zijn, en het is vooral belangrijk dat deelnemers het belang en de gevolgen van hun keuze goed snappen. Bij vijf verzekeraars is onderzocht hoe de variabele uitkeringsproducten waar deelnemers op pensioengerechtigde leeftijd voor kunnen kiezen, zijn ontwikkeld. Dit is nog onvoldoende zorgvuldig gebeurd. De AFM heeft de verzekeraars hierop aangesproken. Zij hebben aangegeven zich hierin te herkennen en zijn gestart met het doorvoeren van verbeteringen. Ook premiepensioeninstellingen en pensioenfondsen bieden variabele pensioenproducten aan. De AFM heeft hier nog niet naar gekeken en start daar dit jaar mee. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) komt binnenkort met een evaluatie van de Wvp.

Sinds de introductie van de Wvp moeten deelnemers aan kapitaal- en premieregelingen kiezen tussen een vaste en een variabele uitkering. Met een variabele uitkering wordt met een deel van het opgebouwde kapitaal doorbelegd. Hiermee kan een hoger pensioenresultaat worden bereikt, maar het creëert ook onzekerheid. De AFM is voorstander van de keuzemogelijkheden die de Wvp biedt. Het succes hiervan is wel sterk afhankelijk van zorgvuldige uitvoering. Dat gebeurt niet vanzelfsprekend. Zo ziet de AFM dat verzekeraars niet zeker stellen dat variabele uitkeringen alleen terechtkomen bij deelnemers die de risico’s willen en kunnen dragen. Dit is belangrijk, omdat een uitkering in één jaar met wel 15% kan stijgen, maar ook dalen. Ook lijkt het erop dat deelnemers worden verleid, bijvoorbeeld door een zo hoog mogelijke uitkering in het eerste jaar aan te bieden.           
Er zijn ongeveer 1,3 miljoen werknemers die actief pensioen opbouwen via een kapitaal- of premieregeling. Dit gebeurt voornamelijk bij premiepensioeninstellingen en verzekeraars. Van de circa 15.000 mensen die in 2017 bij een verzekeraar een uitkering heeft aangekocht, heeft 6% gekozen voor een variabele variant. De verwachting van de verzekeraars is dat deze groep in 2021 is gegroeid tot circa 19%.

Met de verschuiving van risico’s van werkgever naar deelnemer en meer keuzevrijheid, wordt ook het gedragstoezicht belangrijker. Voor verzekeraars en premiepensioeninstellingen gelden volgens de Wet financieel toezicht strikte productontwikkelingseisen. De Pensioenwet stelt deze eisen niet. Omdat de AFM daarom een beperkt toezichtmandaat heeft bij pensioenfondsen, heeft zij deze week aan de minister van SZW gevraagd de wet daarop aan te passen.

Geen opmerkingen:

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.

Mogelijk gemaakt door Blogger.